Deel 3
“De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd.
Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen.”
Spreuken 9 vers 1
Tot nu toe hebben we als een soort detectives aan sporenonderzoek gedaan om de bronnen van het Enneagram te ontdekken. We hebben relaties ontdekt tussen het Oude Egypte, Babylon, de Tetractys en het Enneagram. Maar de totale betekenis van de Enneasteen laat zich het beste uitleggen via het volgen van zijn logische opbouw. We gaan met de kennis van de antieke wereld in een aantal stappen de Enneasteen reconstrueren om het tot zijn volle betekenis te laten komen. Onderweg zullen we steeds toetsen of we op de juiste weg zijn.
De architectuur van de Enneasteen volgt de basiswetten waarlangs het Universum gemaakt is. Als we de Enneasteen en daarmee de schepping van het Universum willen doorgronden dan moeten we beginnen bij het allereerste begin: het doorgronden van de basiswetten. In dit hoofdstuk nemen we de Wet van Een, de Wet van Drie en de Wet van Zeven door. We zullen zien dat de Wet van Een boven alles uit stijgt en alles omvat. De Wet van Drie levert de beginsels waarmee de schepping gemanifesteerd kan worden. En de Wet van Zeven beschrijft het proces waarlangs de schepping is gemaakt. Deze wetten vormen het fundament waarop we de totale filosofie van de Enneasteen herbouwen.
8.1 De Wet van Eén
Alles komt voort uit, wordt omvat door en neigt terug naar het Absolute. Dit is de hoogste Waarheid ofwel de Wet van Eén. Voorafgaande aan de tijd en ruimte, was er niets en was dus absoluut alles mogelijk. Deze status was het Absolute. Toen trad er een afwijking op. Over het hoe en waarom kunnen we niets definitiefs zeggen. Het Absolute wilde vanuit een verlangen, het Zijn van zichzelf kennen. Bewust Zijn. En hier is de wereld die wij kennen voor nodig. Dit oerverlangen is in sommige stelsels een onregelmatigheid genoemd, maar we hebben geen informatie dat in verband staat met de Enneasteen en dat hier meer licht op werpt. Het “Zijn van Zichzelf willen kennen” kan menselijkerwijs ijdel genoemd worden. Tegelijk is het de enige manier van recht doen aan alles wat mogelijk is, zonder verder waarde oordeel. In het absolute niets is alles mogelijk en zo onvermijdelijk. Het oerverlangen om Zichzelf te kennen is de kern van de filosofie die achter de Enneasteen en vele andere systemen schuilgaat. De filosofie komt voort uit een strak doorberedeneren van enkele basis-aannames:
- De wereld is er (in onze beleving),
- Er is een zinvolheid van deze aanwezigheid.
- Het is zinvol deze wereld te ervaren, ook op ons niveau.
Ons Universum is (en wordt nog steeds) in een aantal logische stappen gecreëerd: het scheppingsproces. Hoewel in dit proces sprake is van opeenvolgende stappen, zijn alle stappen wel tegelijk uitgevoerd. Om ervoor te zorgen dat het Absolute de waarheid van het eigen Zijn kan ervaren is het nodig te kunnen waarnemen. Dus is een onderscheid tussen waarnemer en hetgeen dat waargenomen wordt vereist. Hetgeen dat waargenomen wordt is de Schepping inclusief alle krachten die de schepping voortbrengen. We krijgen zo (volgens menselijke logica) drie verschillende onderdelen:
- Het Absolute minus het Waargenomene is de Waarnemer,
- Het Absolute minus de Waarnemer is het Waargenomene.
- Waarnemer en Waargenomene zijn samen dat deel van het Absdolute dat de “Wil tot Zijn” vertegenwoordigt
Omdat het Absolute niet begrensd kan worden is het Absolute groter dan de optelsom van de dualiteit Waarnemer en Waargenomene. Er wordt dus iets van een hierarchie zichtbaar (zie figuur 8.1a). De Wil tot Zijn of Wijsheid wordt in Gnostische tradities Sophia genoemd. Het Waargenomene wordt in deze traditie beheersd door Jaldabaoth, het facet van God dat de Schepping ofwel het Universum beheerst.

Het Universum is in de oudheid vaak weergegeven met een eenvoudig symbool bestaande uit een cirkel met in het midden een stip[4] [20]. Elke plek op de cirkel (het Universum) vormt een gefixeerde afzonderlijke spiegeling van de stip, maar is maar één facet daarvan. Het aantal stippen is oneindig. Voor het Absolute bestaan de regels van de tijd niet. Voor ons mensen ontstaat de illusie van tijd door het vergelijken van de staat van iets tussen twee momenten. Zo kunnen we veranderingen opmerken, en kunnen we de effecten daarvan vaststellen. Tijd is het enige middel dat we hebben om ergens een bewuste ervaring van te hebben.

Metafoor: de platenspeler
Een illustratie voor de samenhang tussen Schepper en schepping is de metafoor van de grammofoonplaat en de platenspeler. De grammofoonplaat is er in zijn geheel, met alle muziek erop, en de platenspeler is er ook, want die geeft de grammofoonplaat zijn functie. De naald wordt vervolgens in de groef geplaatst en brengt muziek voort. Voor de luisteraar lijkt het net alsof de muziek ontstaat tijdens het luisteren, maar in werkelijkheid is deze al vastgelegd en is het enige wat nu ontstaat het in serie afluisteren van de informatie die in de groef van de plaat is vastgelegd. Het nu en hier is een positie van de naald op de plaat, en de tijd de snelheid waarmee de plaat zijn rondjes draait.
De muziek staat hier symbool voor de wereld die we ervaren. Het aantal muziekstukken is oneindig. De selectie van het afgeluisterde muziekstuk kan mechanisch verlopen of bewust, afhankelijk van de mate van vrije wil die ontwikkeld is. De schoonheid van de schepper is indirect te herkennen als de componist achter de muziek, en de spelende instrumenten in het orkest zijn het leven zelf. De zinvolheid van het bestaan van een luisteraar is verbonden met het bestaan van de plaat, de speler, de instrumenten en de muziek.
Het is belangrijk nog even stil te staan bij de zinvolheid van het Universum. Dit geldt absoluut altijd en écht voor álles. Als we de betekenis van iets dat we niet kunnen begrijpen of aanvaarden willen doorgronden dan hoeven we alleen maar een perspectief te kiezen waarin de gebeurtenis zinvol wordt. Dit perspectief is het juiste perspectief. Vaak betekent dit dat we de context groter maken dan dat van het normale denken. Het Universum is groter dan ons normale denken en onze individuele rol in het geheel. Met het grotere perspectief worden verdriet, boosheid en angst niet minder functioneel. Het ervaren hiervan verkrijgt dan juist een rol en functie. En met het nieuwe perspectief verkrijgen we zicht op de zin ervan en daarmee troost, acceptatie en vertrouwen!
8.3 De Wet van Drie
Het maken van het Waargenomene ofwel de Schepping is mogelijk geworden door de introductie van drie beginsels. Deze zijn Kracht, Scheppen en Binden. Samen vormen ze het verbond van de Wet van Drie. We bespreken ze één voor één.
Kracht
Kracht is een term uit de Theosofie [4] [7]. Het komt voort uit de oer-dualiteit: het verschil tussen Waarnemer en Waargenomene. Zonder dit onderscheid kan niets bestaan. Het beginsel Kracht is de grondslag van energie, en is actief ten opzichte van de passieve Waarnemer. Op Kracht bouwt de tweevoudigheid voort, door Pythagoras het mannelijke genoemd. Ten opzichte van de tweevoudigheid is Kracht neutraal. Zoals de neutrale Aarde dat is bij electriciteit.
Scheppen
De Schepping moet recht doen aan de oneindige hoeveelheid mogelijkheden die besloten liggen in het Absolute. Scheppen is het maken van selecties uit alle mogelijkheden. Om een specifieke mogelijkheid te kunnen ervaren is een specifieke selectie nodig. Dit is dus letterlijk een scheppen uit de zee der mogelijkheden.
Binden
Het scheiden en selecteren levert een spanning op. Dit is de neiging om de zo ontstane afscheiding te herstellen en de selectie ongedaan te maken. Dit is net als bij een uitgerekte elastiek die niet vastgehouden wordt. Deze schiet meteen terug. Maar het doel is juist om het afgescheidene waar te kunnen nemen. Daarom moet er een verstarring plaatsvinden. Dit fixeren levert in ruimte en tijd een los waarneembaar resultaat op. Na het opheffen van de binding vloeit alles terug naar het startpunt.
De logica van de Wet van Drie herkennen we in de tastbare wereld die lengte, hoogte en breedte heeft. Ook is de Drie-eenheid ons bekend uit diverse religies met als prominent voorbeeld het Christendom. Maar ook in de elektrotechniek kennen we een parallel met de plus (actief +), de min (passief -) en de Aarde (neutraal =, waarbij de twee strepen voor hemel en aarde staan). In figuur 8.2a is op twee verschillende manieren de Wet van Drie afgebeeld. Hierin staan de drie beginsels haaks op elkaar. We kunnen dit in het platte vlak weergeven (links), en ruimtelijk (rechts). In de rechter weergave begint de juiste vorm van de ruimtelijke Enneasteen ten opzichte van het platte Enneagram (links) reeds te gloren.

Laten we eens kijken hoe de drievoudigheid de mens raakt. Iets komt niet overeen met wat we willen, we hebben daar een oordeel over. Hetgene dat we niet willen vormt het “slechte”. We zetten er iets anders tegenover, het “goede”. Zo reageren we met het “goede” op het “slechte”. Het goede ontleent zijn betekenis uit het bestaan van het slechte. Het doen van dit goede kan zelfs het slechte in stand houden, omdat het een tegenreactie ontlokt. Eigenlijk leidt het slechte ons dan!
We stuiten hier op een complex geheel. Het oordeel goed en slecht vormen samen een dualiteit. Net als links/rechts, koud/warm en hard/zacht. Alles wat de mens op Aarde in de gewoonlijke werkelijkheid ziet, hoort, proeft en voelt is opgebouwd uit dualiteiten. Een specifieke dualiteit behoort tot een bovenliggende grootheid die beide kanten van de dualiteit omvat. Ze vormen samen een drieheid. De grootheid van links/rechts is bijvoorbeeld richting. Richting is iets conceptueels. Links is alleen te meten als het in relatie tot rechts bekeken wordt. Dualiteiten zijn dus relatief. Ze vormen een uitdrukking van dat wat in potentie mogelijk is binnen de grootheid. De dualiteit in zijn geheel vormt het “kwaad”. De bovenliggende grootheid herkennen is een sleutel tot het “hogere goede”. Via het “zien” van de bovenliggende grootheid kan de mens bevrijding van het mechanisme van het kwaad vinden. De dualiteit is de tegenstander van de Eenheid. In Christelijke termen is Satan (letterlijk tegenstander, tegenoverstelling) de tegenstander van God. Tegenover de Waarheid staat de leugen:
# 8‑1 Het ontkennen van de Waarheid van de Eenheid is de leugen.
Dit alles bevat een diepe wijsheid. Het teniet doen van het slechte (in ons) kan alleen door de macht ervan teniet te doen. Als het op ons geen macht meer kan uitoefenen dan zijn we ervan bevrijd, ook al is het er nog wel. De manier waarop we kunnen toetsen of iets macht op ons heeft is door te kijken of het ons handelen bepaalt. Als we goed doen om het slechte in ons te pareren dan zitten we dus vast in het kwaad, en heeft het slechte ons in onze greep. Dit is weergegeven in onderstaande figuur, met onder de aardse dualiteit en boven het hemelse hogere goede. Ook een uitspraak van Jezus zoals verwoord in Mattheus 18:20 relateert daaraan:
“Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben ik in het midden van hen”

Het gezegde Virtus in Medio (de Waarheid ligt in het midden) van Horatius is hiervan afgeleid. Soms is het even zoeken naar de juiste dualiteit en het hogere goede. Meestal vormen ze een complex geheel waarbij we twee keer de Wet van Drie moeten toepassen. Een voorbeeld is “een ander beschuldigen” en “de schuld op ons nemen”. Die vormen samen blijkbaar een dualiteit. Maar als we zelf niets hebben gedaan dan is het op ons nemen van schuld uiteindelijk niet bevredigend. Er is nog een andere mogelijkheid in plaats van de schuld op ons te nemen. De dualiteit heeft als grootheid “Schuld”. Tegenover schuld staat vergeving. In het Christendom is dit de neutraliserende kracht die van God uit gaat. Vergeving verbroedert het “ik” met de ander. De tweespalt van beschuldigen en de schuld op ons nemen verdwijnt door de vergeving.
We zijn nog niet klaar, want schuld en vergeving vormen ook een dualiteit! Schuld en vergeving gaan uiteindelijk over verantwoordelijkheid. De vraag komt boven of mensen überhaupt verantwoordelijkheid kunnen dragen. Daar is een volledig eigenaarschap van ons gedrag voor nodig. Zelfonderzoek zal uitwijzen dat het tegenovergestelde het geval is. De omstandigheden en onze machinerie besturen ons gedrag. We gaan hier in hoofdstuk 16 nog uitgebreid op in. Als we dit gaan beseffen dan ontstaat allereerst vergeving van onszelf voor ons “niet kunnen doen wat we willen”. Van daaruit is vergeving mogelijk van anderen, die immers in de zelfde positie verkeren. Feitelijk vergeven we dan de ander omdat ze (we) niet weten wat ze (we) doen. Zo is vergeving vanwege het niet kunnen dragen van verantwoordelijkheid de hogere oplossing van “het probleem schuld”. Vergeving zonder erkenning van onze eigen positie ten aanzien van verantwoordelijkheid is hierbij slechts een tijdelijke oplossing. Het erkennen van het niet kunnen dragen van verantwoordelijkheid in de toestand waarin de “normale” mens zich bevindt is een belangrijke stap om het hogere goede te kunnen zien: het wél kunnen dragen daarvan. De constructie rond schuld en verantwoordelijkheid is weergegeven in figuur 8.2c. Ze vormen een weergave van de belangwekkende uitspraak van Jezus Christus (Lucas 23:43):
“Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.”

Schuld=guilt vergeving=forgiveness
Er is dus een meervoudige samenhang tussen het goede, het kwade en het hogere. Er is in het voorbeeld van schuld en verantwoordelijkheid bovendien nog een derde toepassing van de Wet van Drie mogelijk. “Ik ben in staat tot het dragen van verantwoordelijkheid” en “ik ben niet in staat tot het dragen van verantwoordelijkheid” wordt overbrugd door de eenheid van alles. Beide vormen hebben daarbinnen bestaansrecht.

eenheid=unity Onverantwoordelijk= not responsable
Het is niet toevallig dat we de Wet van Drie drie keer moeten toepassen. Dit heeft te maken met de positie van de Aarde in de totale schepping. De eerste toepassing van de Wet van Drie zorgt dat het standpunt waarop het probleem wordt bekeken verschuift van de aardse dualiteit naar de hemel. De tweede zorgt dat Aarde en hemel gelijk worden gesteld, zodat er ruimte komt voor de derde en hoogste vorm waarin alles één is. Maar het principe is steeds het zelfde. Vanuit de drievoudigheid is het hogere altijd een doel en daarmee wordt het kwade overwonnen. Als we de twee componenten die ons parten spelen middelen en het derde punt aanbrengen dan ontstaat het hogere. Paulus noemt het fenomeen goed en kwaad tezamen de zonde en daar tegenover stelt hij als het hogere de Geest (Romeinen 8:1-2, vert 1986):
“Want er zijn twee machten in ons bestaan: de Geest en de zonde. Maar de Geest die ons leven brengt door onze eenheid met Christus Jezus heeft ons bevrijd van de zonde, die ons de dood bracht.”
In die zin is het Christelijke “overwin het kwade door het goede” eigenlijk de overwinning van het hogere op de dualiteit!
8.3 De Wet van Zeven
De Wet van Drie levert de beginsels voor het maken van het Universum, maar het maken zélf, ofwel het scheppingsproces, verloopt volgens de Wet van Zeven. Dit proces komt voort uit de Wet van Drie en de Wet van Een. In essentie bestaat de Wet van Zeven uit zes processtappen die voortkomen uit een zevende, het oerverlangen. De zes processtappen hebben in de oudheid namen gekregen die gecodeerde informatie bevatten over de volgorde waarin ze geplaatst moeten worden. Deze namen vormen de zes “aspecten” van het scheppingsproces. In figuur 8.3a links zijn de aspecten samen met de beginselen van de Wet van Drie in de juiste volgorde weergegeven. Er liggen steeds twee aspecten tussen de beginselen. Tussen Kracht en Scheppen liggen twee mentale stappen ter voorbereiding van het Scheppen, te weten 1) het vormen van het beeld van het gewenste eindresultaat met de naam Koud en 2) de benodigde blauwdruk om volgens een uitvoerbaar plan tewerk te gaan met de naam Nat. De echo van Nat is nog te herkennen in het blauw van de blauwdruk.


Dan komen we bij het fysieke Scheppen. Er zijn twee stappen nodig om van het beginsel Scheppen naar het beginsel Binden te komen: scheppen of formeren en binden of fixeren. De stappen hebben voor zover we weten geen aparte namen, we noemen ze hier 4) Schep en 5) Bind. Ze zijn ook wel zwart en wit genoemd, wellicht verwijzend naar Yin en Yang. Na het beginsel Binden zijn twee emotionele stappen nodig om het resultaat te ervaren en bij het uitgangspunt, het beginsel Kracht uit te komen. Eerst komt 7) het toepassen met de naam Droog en vervolgens 8) het ervaren met de naam Warm. We komen de zes aspecten ook in India tegen. Hier verwijzen ze naar de zes seizoenen van het jaar: Hentanta (koud), Varsha (regenachtig), Vasanta (lente), Sarad (herfst), Shishira (dauwachtig) en Grishma (warm).
De volgorde van de stappen is te controleren via het kijken naar de betekenis van de namen. Koud en Warm zijn tegenpolen, en Nat en Droog ook. Die kunnen niet direct verbonden zijn. De twee aspecten Koud en Nat, maar ook Nat en Scheppen, Binden en Droog, en tot slot Droog en Warm gaan gevoelsmatig prima samen. Voor de verbinding tussen Schep en Bind is transformatie nodig, het wonder van de schepping. Het lijkt enigszins obscuur om de letterlijke betekenis van de aspecten te beoordelen. De namen zijn echter overgeleverd uit de oudheid toen mensen grotendeels ongeletterd waren en zijn zorgvuldig gekozen om de logica goed over te kunnen dragen zonder fouten te maken. De juiste positie van de aspecten tussen de beginsels blijkt van belang voor de opbouw van de Enneasteen in een later stadium.
Verder wordt zichtbaar dat er iets speciaals nodig is om van het mentale naar het fysieke proces te komen, en van het fysieke naar het emotionele. De assen staan niet in elkaars verlengde maar vormen een driehoek. Voor de overbrugging tussen de zijden spelen impulsen een rol. Die impulsen worden door de drie beginsels ingevuld. Nu hebben we de basis om iets waarneembaars te scheppen. Om dit te illustreren zetten we het geheel om in een toonladder. Zo verkrijgen we meteen de Wet van de Octaven van Pythagoras. Dit geeft ons de mogelijkheid om de vrij abstracte termen van de Wet van Zeven en haar aspecten te koppelen aan een concreet voorbeeld in de natuur. Figuur 8.3 rechts drukt de wet van één, drie en zeven uit als Wet van de Octaven.
Zoeklicht op de werkelijke frequenties van de toonladder Op een piano kunnen we eenvoudig zien dat er intervallen tussen de noten zijn. Er wordt een zwarte toets gemist tussen Mi en Fa en tussen Si en Do. In onderstaande overzicht zijn de verhoudingen tussen de werkelijke toonhoogtes te zien. Dus Re:Do is 1,125 en Mi:Re 1,11[42]. De hoge Do is twee maal de lage Do. De ruimtes tussen Mi en Fa en tussen Si en Do zijn 1,06 en te klein voor een tussennoot. Tussen Sol en La is er tevens een kleine sprong te herkennen. Als we de verhoudingen van elkaar aftrekken is een opvallende tekenwisseling te zien op de plaats waar we eerder impulsen plaatsten. Het resultaat is Do Re Mi (i) Fa Sol (i) La Si (i) Do. Dit levert een afbuigende lijn, die een spiraalvorm oplevert. Een soortgelijk effect treedt op bij kleuren van de regenboog, maar omdat de exacte begrenzing van een kleur minder nauwkeurig te bepalen is omdat deze subjectief is, is dit minder opgemerkt. Figuur 8.3c hanteert wel de relevante kleuren. |

We zullen nu nog het verschil tussen een dalend en een stijgend octaaf bespreken. We zijn gewend bij Do Re Mi te beginnen, maar de Schepping begint andersom, bij Do Si La. De reden is eenvoudig. Licht heeft een frequentie. Frequentie is de snelheid van verandering tussen twee uitersten. Hoe sneller de verandering, hoe hoger de frequentie. In de verandering zit energie besloten. Iets creëren uit iets anders, of meer generiek gezegd een processtap, vergt energie. Gebruik van energie veroorzaakt in termen van muziektonen of licht dus een verlaging van de frequentie. Er gaat geen energie verloren, want het resultaat van de processtap bestaat ook uit energie. We beginnen dus bij een hoge toon en gaan steeds een toon lager in het scheppingsproces. Do heeft de allerhoogste frequentie. Uit Do volgt de lagere toon Si. Door combinatie met de energie van het beginsel Kracht is het interval tussen Do en Si slechts klein. De frequentiedaling tussen Si en La is groter. Dit effect van een verkleinde frequentiedaling treedt ook op tussen La en Sol door het beginsel Scheppen. Tot slot gebeurt dit ook tussen Fa en Mi door het beginsel Binden. Andersom, dus van laag naar hoog, is een vorm van “oprollen van de schepping”. Hier komen we op terug in hoofdstuk 17.
8.4 Dalend en stijgend octaaf
De figuren 8.3a en b zijn plat. Maar we kunnen ook reeds proberen ruimtelijkheid aan te brengen. We kunnen ons voorstellen dat de Do waar we mee beginnen op het vlak van het papier ligt, maar de Do waar we mee eindigen verder naar achteren ligt. Elke cirkel ligt steeds iets verder naar achteren ten opzichte van de voorgaande. Als we meerdere octaven achter elkaar plaatsen dan vormt zich een spiraal rond de middenas die door de grondtoon gevormd wordt en die zich van ons en het papier verwijdert. We verkrijgen zo een glimp van de meerdere dimensies die in het model verscholen liggen. De werkelijke driedimensionale vorm van de Enneasteen komt nog aan bod in hoofdstuk 10.
In de volgende hoofdstukken zullen we de stappen in volgorde van het scheppingsproces, dus van hoog naar laag, bespreken. De liefhebber kan hierbij het model met de zes dimensies van Ouspensky op de achtergrond in gedachten houden. Iedere dimensie is een specifieke vorm van een bovenliggende dimensie en omvat ook alle onderliggende dimensies. Hierdoor begint de schepping in de zesde dimensie.
Zoeklicht op monotheïsme: Jahwe versus Sophia, Jaldaboath en de eonen? Het is lastig om op een goede manier over God te spreken. Het Absolute, of God, staat aan de bron van alle wetten. De Wet van Een, de Wet van Drie en de Wet van Zeven vormen diverse stadia van ontwikkeling van de Schepping binnen een samenhangend geheel. Aan elk aspect daarvan kan een andere naam gegeven worden. Verschillende tradities gebruiken hiervoor dan ook verschillende namen. In sommige tradities worden aspecten van God weer als aparte God benoemd. Dit is bijvoorbeeld het geval in de exoterische Egyptische traditie en in het Hindoeisme. Mede hierdoor is het oorspronkelijke systeem in verschillende religies uiteen gevallen, verminkt en lastig herkenbaar geworden. Dit heeft ook een rol gespeeld in het vroege Christendom. In het scheppingsverhaal van Gnostische tradities komt uit het Absolute de Wijsheid Sophia voort. Sophia wil Zichzelf kennen en maakt Jalaboath de Schepper. Jaldaboath schept vervolgens de machten en krachten. Deze worden aangeduid als eeuwigheden, eonen of archonten en dragen aparte namen. Ten slotte schept Jaldaboath hiermee de fysieke mens. De essentie van de mens komt echter voort uit het Absolute. Deze geestelijke mens dient volgens Gnostische teksten los te komen van de machten en krachten die uitgaan van Jaldaboath. Zo kan de ware mens terug keren naar het hoogste hemelrijk. In lijn hiermee zegt Psalm 84:8: “Zij gaan van Kracht tot Kracht en een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion.” Sommige Gnostici hebben gesteld dat de God van het Oude Testament als Schepper gelijk staat aan Jaldaboath. En daarom wezen ze deze God af als een “inferieure god”. Andersom verweten Christenen de Gnostici dat ze een te ingewikkeld systeem hadden. Er is ten slotte maar één God. Wie had gelijk? De beredenering van de Gnostici gaat voorbij aan het feit dat de Schepping een functie heeft. De Schepping is dus niet inferieur maar noodzakelijk. De machten en krachten behoren niet teniet gedaan te worden vanwege hun slechtheid, maar dienen tot hun volledige recht te komen in het kennen en opheffen ervan en zo te worden vervuld. Daar tegenover staat dat in het Christendom vele nuances rondom de Schepping en haar stadia vrijwel verloren zijn gegaan. We vinden ze nog wel terug in bijvoorbeeld Genesis en Openbaringen 12-13, maar alleen als we weten hoe te zoeken. Alle verschillen blijken herleidbaar te zijn op het leggen van de nadruk op een ander aspect van het totale plaatje….. Als in dit boek gesproken wordt over God dan wordt op de eerste plaats het Absolute bedoeld. Op de tweede plaats wordt met God ook de optelsom van de machten en krachten en het resultaat ervan bedoeld. God is ook in de machten en krachten zelf en dus ook in de Schepping te vinden. De Wet van Een gaat boven de Wet van Drie en Zeven uit, maar in de Wet van Zeven is de Wet van Drie te vinden. De Wet van Zeven is ten slotte voortgekomen uit de Wet van Drie. En in de Wet van Drie is de Wet van Een te vinden! En in de Wil waar alles mee begon kan een Persoonlijke God gevonden worden. |
->Naar het volgende hoofdstuk: https://lapisphilosophorum.home.blog/9in-den-beginne-was-het-woord/