16 De mens en zijn mogelijke evolutie

We zetten het onderzoek naar de betekenis van de Enneasteen krachtig voort. We hebben al enkele keren de rol van de mens en het leven aangestipt. De eigenschappen van de levenslijn en de processen na de dood hebben we uitvoerig besproken. Maar er kan meer over de mens gezegd worden. In dit hoofdstuk bekijken we de individuele mens in de normale tijd, hier op Aarde.

De Enneasteen verklaart waarom er verschillende soorten menselijk gedrag zijn. De basis hiervan wordt gelegd door de Wet van Drie en de Wet van Zeven. We bekijken vanuit de kosmologie van de Enneasteen onze vorming en bespreken dat de mens in beginsel drie verschillende dingen kan: denken, bewegen en voelen. De specifieke inrichting van ons intellect, ons lichaam en onze emoties staan aan de basis van een negental Enneatypes.

Zowel ons denken als ons lichaam als onze emoties reageren automatisch op prikkels uit de buitenwereld. Hierin is het wezen van de mens niet te vinden. Maar waar dan wel? We komen uit bij een belangrijke erfenis vanuit de Vierde Weg: de zeven stadia van “zijn” en het werken aan onszelf om ons ware Zelf te ontdekken.

16.1         Onze vorming

Bij de vorming van de mens wordt geest gebonden met materie en ontstaat de mogelijkheid tot ervaren. De specifieke configuratie die daarbij ontstaat wordt bepaald door de ingrediënten die beschikbaar zijn bij conceptie en bij het vervolg van de levenslijn. De Enneasteen geeft ons zicht op negen basis energiemixen die hierbij een rol spelen. De geest waar we hier op doelen is afkomstig uit de zesde dimensie. We noemden de manifestatie hiervan in hoofdstuk 15 de ziel. In de vijfde dimensie zijn minder beperkende en dwingende wetten aanwezig dan in de vierde dimensie. Een voorbeeld is de afwezigheid van de beperking van het lichaam. Bij het neerdalen vanuit de vijfde naar de vierde dimensie moeten dus mogelijkheden beperkt worden. Dit is het scheppen van een set  mogelijkheden uit de zee der oneindige mogelijkheden.

Een van de elementen die de ziel omkleedt is ons basiskarakter. We kunnen dit ook opvatten als de machten waaronder de ziel gesteld wordt. Vanuit het witte licht wordt een specifieke kleur gefilterd. Net als bij licht, waarbij we een kleur zien die niet wordt opgenomen en dus weerkaatst, wordt de ene kwaliteit niet even compleet opgenomen als een andere. Dit wordt gecompenseerd in het geheel van onze configuratie en dus ook ons lichaam. Deze compensatie vormt de basis voor onze persoonlijkheid en onze motorische en uiterlijke eigenschappen. Pas als we de kleur die we missen aanvullen zullen we “wit” kunnen worden. Dit missende licht is voor elk Enneatype anders. Dit komt op een bijzondere manier tot uitdrukking bij Enneatype 9. De kleur die daarbij hoort is niet duidelijk. Feitelijk bekent de 9 geen kleur (specialisatie) en is er een verbondenheid met de regenboog. De regenboog is een uiting van de neutrale dragende kracht en vormt een voorwaarde voor het bestaan van de andere kleuren. Als de kleuren worden geintegreerd in één structuur dan ontstaat wit licht.

De energie die ons basiskarakter vormt wordt volgens Gnostische en Hermetische geschriften bepaald door de planeten die onze ziel tegen komt tijdens de afdaling naar de aarde. Het is volgens deze geschriften dus vastgelegd welke hemelconfiguratie bij welke conceptie hoort. In die zin “kiest” een ziel de juiste ouders of het juiste tijdstip. Vanuit de context van het Absolute kunnen we spreken over “aan elkaar toewijzen”.

Het beeld dat een kind en zijn ouders aan elkaar toegewezen worden leidt tot het inzicht dat kinderen geen bezit zijn. En we krijgen de ouders die we om de een of andere reden moesten hebben. We zijn géén slachtoffer van de genen van onze ouders. De combinatie tussen ouders en ons heeft een functie die gerelateerd is aan ons ontwikkelingsstadium. We dragen onze eigen verantwoordelijkheid, op elk moment. Dit brengt een ander licht op het gebod onze ouders te eren. Ze zijn ons ultieme oefenmateriaal!

16.2         Onze rol in de schepping

Het Universum bestaat omdat het Absolute Bewustzijn het “Zijn” en zichzelf compleet wilde kennen. Maar wat is dat kennen precies? Er zijn drie basisvormen van kennen:

1) het intellectueel bedenken en begrijpen van de kenmerken van alles;

2) het fysiek opmerken van de aanwezigheid van de kenmerken van alles;

3) het emotioneel kennen van de uitwerking van die kenmerken op Zichzelf.

Kortweg Mentaal, Fysiek, en Emotioneel kennen. Deze vorm van drievoudigheid is bij Pythagoras te vinden, maar ook in de Bijbel. Bijvoorbeeld in de drie gelijkenissen van Jezus over de verloren zoon (emotioneel), het verloren schaap (fysiek) en de verloren Drachme (mentaal). Een beroemde tekst uit 1 Korinthiërs 2 vers 9 vermeldt de drievoudigheid als volgt (vertaling 1986, verkaring tussen rechte haken toegevoegd door de auteur):

“Iets wat geen oog heeft gezien [mentaal], en geen oor heeft gehoord [fysiek] en in geen mensenhart is opgekomen; [emotioneel], alles wat God heeft weggelegd voor wie hem liefhebben.”

Verder is dit prachtig verwoord in onder andere Romeinen 11 vers 36:

“Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen”.

De klemtoon ligt hier op uit (mentaal), door (fysiek) en tot (emotioneel). In de Bijbel is er altijd sprake van een drievoudigheid als er verwezen wordt naar compleetheid. We hebben hiermee drie vormen van intelligentie: emotionele, fysieke en mentale. De waarnemer (in hoofdstuk 8.1 “God minus de Schepping” genoemd) kijkt mee gedurende alle stappen van het Enneasteen proces.

Figuur 16.2: Romeinen 11:36, Dionysius Freher (Alchemist 17e eeuw)

# ‎16‑1 De mens vervult een speciale rol in de schepping. Ze geeft betekenis. Ze transformeert ER IS in IK BEN via het kennen van de wereld in al haar mogelijkheden, gradaties en facetten. Ze maakt het mogelijk het bewustzijn en het scheppen zélf te kennen.

Allereerst kan de mens zelf denken, bewegen en voelen. Zo vormt de mens de mogelijkheid om de drie aspecten van kennen te realiseren. Ten tweede kan de mens zelf schijnbaar scheppen. Op deze manier kan de mens ervoor zorgen dat het Absolute kan zien hoe het is om te scheppen in en met de schepping. Zo is de mens als het ware een schakel tussen schepping en Schepper. Augustinus heeft het geheel ooit als volgt samengevat [33]:

“God, boven wien niets is, buiten wien niets, zonder wien niets is. God, onder wien het al is, in wien het al is; die den mensch gemaakt hebt naar Uw beeld en gelijkenis, hetgeen wie zichzelf kent, erkent.”

Koets, paard, koetsier De mens bestaat volgens een oude allegorie uit een equipage van een koets, een paard, en een koetsier. De koets representeert ons lichaam. Het paard symboliseert onze emotie, welke ons voortdrijft. De koetsier staat voor ons denken, dat richting geeft aan het geheel. Het is eenvoudig vast te stellen dat we niet ons lichaam zijn. Omdat we kunnen ervaren dat we emoties hebben zijn we ook niet onze emoties. En met enige oefening kunnen we zelfs opmerken dat we gedachten hebben. We zijn dus ook niet onze gedachten! De grote vraag is dus wie er in de koets zit. Dit is de Meester. Er ontstaat een nieuwe vraag: wie is die Meester?

Hierbij geldt dan wel dat de mens kijkt vanuit het niveau waarin ze staat in de schepping, in de vierde dimensie. Daarbij moeten we, voordat we in de valkuil stappen dat we denken dat we reeds een evenbeeld van God zijn maar dan op een lager niveau, dieper ingaan op de kenmerken van de mens. Wat is die mens? Wie zijn wij? Ons denken, doen en voelen zijn in elk geval voor de eenvoud onder te brengen in ons mentale, fysieke en emotionele centrum. We bekijken ze een voor een vanuit de Enneasteen.

16.3         Het Mentale centrum en de wil

Ons mentale centrum is gerelateerd aan ons abstracte denken, aan rekenen en aan taalvaardigheid. Het scheppen van een beeld en het formeren van een blauwdruk naar dit beeld vormen de basis van het denken, en het waarnemen van het denken zelf is de passieve rol van de waarnemer in ons. We kunnen zelf vaststellen dat we ons denken kunnen waarnemen, door simpelweg de gedachtes als stemmen in ons hoofd waar te nemen. Gewoonlijk worden onze gedachtes puur veroorzaakt door associaties met iets dat buiten onszelf of binnen ons lichaam of met onze emoties gebeurt. Iemand vertelt over zijn vakantie, en meteen hebben we de neiging om zelf iets te vertellen over onze eigen vakantie. We zien een prachtige vrouw of man en meteen ontstaan bepaalde gedachten.

Omdat deze associaties klaarblijkelijk gewoon automatisch plaatsvinden en niet zozeer vrij gekozen worden is er in een dergelijke situatie sprake van mechanisch denken. Als we eens experimenteren met dit mechanisme en proberen niet te reageren op de vakantie van een ander of op die mooie persoon bemerken we gauw hoe moeilijk dit is. Vaak beginnen we via een slinkse weg even later toch over onze vakantie. Een andere optie is dat we ons best doen, omkijken en op onze lip bijten. Meestal hebben we dan hooguit het moment uitgesteld dat we erover beginnen. Soms worden we “gered” door een gebeurtenis buiten of binnen ons die vervolgens volkomen mechanisch een nieuwe gedachte oproept. Het is dus interessant iets meer te zeggen over onze wil.

Onze wil is niet terug te vinden in de gedachten stroom die we kunnen waarnemen. Als we onszelf onderzoeken dan komen we tot onze schrik erachter dat we continu mechanisch associatief of reactief denken. Ook het waarnemen van ons denken zélf is maar kort vol te houden. Als we beschikken over een vrije wil, dan gaat deze vooraf aan het denken en is het erg lastig om vanuit deze wil buiten het denken te blijven. Vooral als er weer sterke impulsen van buiten komen. Alle aandacht wordt in het onderwerp van de gedachten getrokken, waardoor de energie die ons in het waarnemen houdt snel uitgeput raakt. Het denken is een functie die aangeroepen wordt door een stimulans. Het is dus niet de zetel van onze wil. Erger nog, het zicht op de stimulans is troebel en het zicht op onze wil is geheel afwezig. Op deze manier kunnen we het Enneatypische gedrag (zoals toegelicht in hoofdstuk 3) voor wat betreft de relatie met ons denken verklaren.

# ‎16‑2 Het denken vervult een vaste functie met bekende input-output relaties. We kunnen dergelijk denken nauwelijks associëren met een vrije wil.

Dit klopt ook met de Enneasteen, waarin het beeldvormen en het maken van een plan start met een impuls van buiten. De impuls komt van een naastliggend proces of van een bovenliggend proces. Dit roept meteen vragen op over onze “ik”.  Als ons fysieke systeem honger heeft, en dat een stimulans op ons denken oplevert, dan zeggen we “ik heb honger”. En als we mechanisch vertellen over onze vakantie dan zeggen we “ik ben ook op vakantie geweest”. De ene keer spreken we plechtig met onszelf af niet meer als een wezenloze op de bank bier en chips weg te kanen, en de andere keer eten we gewoon weer de zak leeg. Afhankelijk van de functie die aangeroepen wordt is een andere “ik” zichtbaar, en een permanent “ik” met een eigen wil is ver te zoeken. De Gnostische apostel Paulus benoemt het ontbreken van een eigen wil als volgt (Romeinen 7:14-25 vertaling 1972):

“Wij weten dat de wet het werk is van de Geest van God. Maar ik ben een mens die van God is vervreemd, ik ben als slaaf verkocht aan de zonde. Ik begrijp mijn eigen daden niet. Want ik doe niet wat ik graag wil doen, nee, ik doe juist wat ik verafschuw. Maar dat ik iets doe wat ik niet wil, laat zien dat ik instem met de juistheid van de wet. Maar dan ben ik het niet meer die handel maar die zondige macht die in mij woont. Want ik weet dat er niets goeds in mij zit, dat wil zeggen in mijn “Ik”* dat van God is vervreemd. Het goede te willen zit wel in me, maar het goede ook doen kan ik niet. Want het goede dat ik wil doen doe ik niet, maar het verkeerde dat ik niet doen wil doe ik juist wél. (…) Innerlijk stem ik helemaal in met de wet van God, maar in mijn handelen ontdek ik een andere wet. Die wet strijdt tegen de wet van God waarmee ik met mijn verstand instem, en maakt mij een gevangene van de macht van de zonde die als een wet mijn handelen bepaalt. Ongelukkige man die ik ben! Wie zal mij bevrijden van dit bestaan ten dode? (…)”

(*=door ego geregeerd, door mechanisatie omkleed; aanhalingstekens van de auteur)

Zonde is hier blijkbaar het niet begrijpen van de eigen daden. De Bijbel geeft ook het antwoord op zijn laatste vraag wie hem zal bevrijden van dit doodse bestaan: (de weg van) Christus ofwel het smalle pad. We beginnen langzaam te begrijpen wat hiermee bedoeld is, maar zullen er uitgebreid bij stilstaan in hoofdstuk 18. Alleen als we in staan zijn om onze wil te verbinden met onze functies en zo één “ik” te vormen is er sprake van Zijn. Er is dan, in termen van energie, potentie ofwel het vermogen tot doen. Doen is hier dan niet het simpelweg bestaan of in actie komen als een respons op een stimulans, maar het werkelijk doen wat de Wil wenst. Feitelijk bezitten we in ons normale doen niet voldoende macht om onze wil aan onze functies op te leggen.

De vraag is nu of we eigenlijk wel kunnen werken aan onze ontwikkeling. Want dan moeten we toch keuzes kunnen maken? Onze wil lijkt geheel geregeerd te worden door de omstandigheden en het verleden. Alles lijkt zo wel een voldongen feit. Er is, zo lijkt het, geen vrije wil. Dit wordt wel het determinisme genoemd. Alles wat gebeurt is veroorzaakt door, en ligt vast door wat daaraan vooraf ging. Een dergelijke visie kan leiden tot gevaarlijke sociale en ethische consequenties, in de trand van “het maakt niet uit wat ik doe, want ik doe het niet zelf”. Gevoelsmatig klopt dit niet met de werkelijkheid. Maar tegelijk hebben we gezien dat het omgekeerde ook niet klopt: een vrije wil is ver te zoeken. We moeten nog wat dieper graven.

…vrije wil…?

De negentiende eeuwse filosoof Henri Bergson heeft een poging gedaan een antwoord hierop te geven. Hij vergelijkt de wereld van oorzaak en gevolg met een biljardspel. De ballen ketsen tegen elkaar en de banen die de ballen volgen kunnen berekend worden. Maar mensen zijn geen biljardballen. Hij stelt vervolgens:

# ‎16‑3 We kunnen vooruitzien naar de toekomst. En die toekomst kan onze beslissingen beïnvloeden. We moeten dan wel ons verleden niet in de toekomst plaatsen, en met een ongefilterde blik de werkelijkheid zien. 

De vraag is dus: hoe kunnen we los komen van de mechanische invloeden van buitenaf en vanuit ons verleden? Wat samenhangt met de vraag of de mens een vrije wil bezit of niet is de vraag wat een goede keuze is en wat niet. De duale waarden “goed en kwaad” zijn hierbij niet voldoende om een volledig antwoord te geven. Ze zijn wederzijds afhankelijk, en houden elkaar in stand. In hoofdstuk 8.2 over de wet van drie bespraken we de mogelijkheid om in een hogere dimensie te komen, het hogere dat boven goed en kwaad uit gaat. En in feite heeft elke realisatie van een mogelijkheid zijn eigen functie. We kunnen dus zeggen dat we de uitkomst van een keuze altijd kunnen aanvaarden om zijn functionaliteit. Maar er zijn keuzes die de mogelijke dynamiek ten aanzien van onze persoonlijke ontwikkeling inperken en keuzes die de mogelijke dynamiek vergroten. In termen van het hogere of het lagere komen we tot een nauwkeurige beschrijving van de vrije wil:

# ‎16‑4 Er is maar één keuze die de mens kosmisch gezien echt kan maken. De mens kan kiezen voor: 1) een ontwikkeling die ons in staat stelt bewust de Wil van God op een steeds hoger niveau (dichter bij het Absolute) te realiseren, of: 2) het blijven volgen van de schijnbaar vrije wil van ons -door mechanische invloeden bepaalde- Ego. 

Anders gezegd: Alleen als onze ontwikkeling dusdanig is dat de Wil van God samenvalt met onze eigen wil is sprake van vrije wil. Maar die hoedanigheid is alléén toe te schrijven aan een (de) Zoon van God! De voorzetsels “de” en “een” vóór het woord Zoon zijn hier uiteindelijk gelijk aan elkaar. Daarom spreekt men in de Bijbel over de eenheid met Christus. Enkele citaten die lettelijk boekdelen spreken:

“Want de wet van de Geest, van het leven in eenheid met Christus Jezus heeft je vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood.” (Romeinen 8:1)

“Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade die God schenkt is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.” (Romeinen 6:23 vert. 1951)

“En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is: het goede, welgevallige, en volkomene.” (Romeinen 12:2 vert. 1951)

“In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde.” (Efeziers 1:5-6 vert. 1951)

“Want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader.” (Efeziers 2:18 vert. 1951)

De manier waarop de mens zich kan ontwikkelen (afwikkelen!) wordt uitgewerkt in hoofdstuk 18.

16.4         Het fysieke centrum en levensenergie

Ons fysieke centrum regelt de processen die nodig zijn om ons te verplaatsen, om te kunnen tennissen, om te ademen en om onze interne levensprocessen goed te laten verlopen. We hebben hierbij de mogelijkheid om een deel van deze processen waar te nemen, en leven in de veronderstelling dat wij doen wat wij willen met ons lichaam. Maar een overgroot deel van onze processen voltrekt zich zonder dat we ons ervan bewust zijn. Ze worden bestuurd via een complex van chemische functies. Bovendien werkt ons fysieke systeem veel sneller dan het denken. Als we met ons denken onze spieren zouden moeten besturen dan zou er weinig terecht komen van een potje tennis. Ook ons fysieke centrum is een centrum waarbij we zelden zicht hebben op de oorzaak van haar activiteiten. Onze gezichtsspieren reageren op onze emoties. Onze ademhaling wordt geregeld door een drang tot leven of levenskracht van binnenuit die we niet kennen. Ook onze drang tot voortplanten is er een die we wel kunnen ervaren maar niet zomaar kunnen beteugelen. Als we dit zien in het licht van de zoektocht naar onze “ik” moeten we vaststellen dat de “ik” die geregeerd wordt door onze hormonen een andere is dan de “ik” op de tennisbaan.

Het komt maar zelden voor dat we ons lichaam bewust besturen vanuit ons mentale centrum. En we bespraken zojuist dat het mentale centrum normaliter bestuurd wordt door associatief en reactief denken. Wat of wie zorgt er dan voor dat gebeurt wat gebeurt? Het antwoord hierop hebben we gezien bij de Wet van Schaal en de opbouw van de Enneasteen: de verzameling en samenhang van machten en krachten die op ons inwerken. Ook vanuit het fysieke centrum moeten we vaststellen dat we normaliter een complex van functies zijn dat reageert op stimuli waarbij ons denken er vaak niet eens aan te pas komt. Het meest wezenlijke van ons fysieke leven, de levenskracht op punt 3), is niet te kennen anders dan via de levensprocessen die er het gevolg van zijn.

16.5         Het emotionele centrum

Emotie stelt ons in staat werkelijk verbonden te zijn met dat wat er is. Hierbij bestaan positieve en negatieve emoties. Er zijn drie klassen van positieve emoties elk met een positie in de Enneasteen, te weten geloof (vertrouwen) op 6), hoop op 3) en liefde op 9). Uiteindelijk zijn deze positieve emoties (zie J.G. Bennet: Leven in zeven werelden[17]) verbonden met de drang om te ‘zijn’, de meest elementaire en authentieke emotie. Onze negatieve emoties zijn ook onder te verdelen in drie klassen, te weten angst op 6), verdriet op 3) en woede op 9). Negatieve emoties zijn als ze een reactie vormen op iets wat nú gebeurt ook authentiek. Ze vormen dan bijvoorbeeld de woede om de dood, de angst voor de dood, of het verdriet vanwege de dood. Veelal vormen associaties met gebeurtenissen uit het verleden echter de trigger voor het bovenkomen van emoties zonder dat er werkelijk iets aan de hand is. Ze worden mechanisch opgeroepen, en de manier waarop is voorspelbaar. Laten we verdriet als voorbeeld nemen. Mechanisch verdriet is hier dan in plaats van het invoelen van de emotie van een ander feitelijk een vorm van zelfmedelijden betreffende een situatie uit het verleden. Als we geregeerd worden door mechanische emoties, opgeroepen door een situatie uit het verleden, dan worden we als een uitvoerende functie geregeerd door omstandigheden in de buitenwereld. Een eigen “ik” gaat dan net zo ver als een specifiek merk auto dat op een “eigen” manier reageert op de weg.

Zoeklicht op Kierkegaard: De relatie tussen onze wil en schuld Søren Kierkegaard, een bekende filosoof uit de 19e eeuw, heeft de betekenis van schuld in relatie tot onze wil op een fraaie manier uitgelegd door te stellen dat we slechts in staat zijn onze schuld op ons te nemen als we werkelijk in staat zijn vanuit onze wil en verantwoordelijkheid te leven en ons leven elk moment te kiezen. Werkelijke vrijheid kan bereikt worden door het eigen zijn, dus door zichzelf te kiezen. Alleen de vrije keuze levert verantwoordelijkheid en dus schuld op. Hier zit ook een ethisch aspect aan. Goed en slecht zijn niet absoluut maar cultureel bepaald. Voordat we in staat zijn te kiezen tussen goed en kwaad moeten we eerst de geldigheid van deze mogelijkheden kiezen. Hiermee nemen we de verantwoordelijkheid op voor onze keuzes, en kunnen we schuldig worden. Het hoogst haalbare voor de mens is dan schuldig worden!
Figuur 16.5a: Søren Kierkegaard
Zoeklicht op Meister Eckehart (13e eeuw, vertaling W.G. Reddingius)  Een meisje komt aan een predikherenklooster en vraagt naar Meister Eckehart. De portier sprak: “Wie zijt gij, of wie zal ik hem melden?” Zij sprak: “Ik weet het niet.“ Hij sprak: “Hoe kunt ge dit niet weten?” Zij sprak: “Ik ben niet een maagd, noch een vrouw, noch een man, noch een gehuwde, noch een weduwe, nog een jonkvrouw, noch een heer, noch een dienstmaagd, noch een knecht.” De portier ging naar Meister Eckehart: “Kom naar buiten, naar het wonderlijkste creatuur, waarvan ik ooit hoorde en laat mij met u gaan. Zie naar buiten en zeg: “Wie verlangt mij te spreken?” Hij deed aldus. Zij sprak tot hem, zoals zij tot de portier gesproken had. Hij sprak: “Mijn lieve kind, uw spreken is waarachtig en diep: zeg mij nog beter, hoe gij dit meent.” Zij sprak: “Was ik een maagd, dan stond ik in mijn oorspronkelijke onschuld; was ik een vrouw, dan gaf ik het eeuwige woord een onderkomen in mijn ziel; was ik een man, dan had ik een sterke strijd tegen alle zonden. Was ik gehuwd, dan bleef ik bij mijn lieve, enige echtgenoot trouw; was ik een weduwe, dan had ik een altijd durend verlangen naar mijn enige liefde, was ik een jonkvrouw, dan stond ik in een eerbiedwaardige dienst, was ik een heer, dan had ik macht alle dagen vruchtbaar werk te doen. Was ik een dienstmaagd, dan was ik in deemoed onderworpen aan God en aan alle creaturen, en was ik een knecht, dan stond ik in sterke arbeid en diende mijn heer met al mijn wil zonder tegenspraak. Van al deze ben ik er niet een, en ben een ding als een ander ding en loop maar voort.” De meester ging heen en sprak tot zijn leerlingen: “Ik heb de allerzuiverste van alle mensen gehoord, die ik ooit gevonden heb, naar ik meen.”                        Meister Eckehart (1260-1327/1328)
Figuur 16.5b Meister Eckehart (1260-1327/1328)

16.6         De Homo Mechanicus: ontstaan van de negen Enneatypes

Uit de voorgaande paragrafen over onze centra kunnen we een belangrijke conclusie trekken:

# ‎16‑5 De gewone mens is grotendeels een impuls-respons systeem. Het gedrag van de mens is puur mechanisch.

Eerder is deze staat van de mens uitvoerig beschreven door Gurdjieff en Ouspensky, en door navolgers als de auteur Rob de Best de Homo Mechanicus genoemd. De drie besproken centra zijn bij de gewone mens onderverdeeld in een fysiek, emotioneel en mentaal subdeel. Het mentale centrum behoort bij goed functioneren aangesproken te worden voor mentale vraagstukken. Het fysieke centrum voor vragen om mobiliteit of fysieke verplaatsing van objecten. Het emotionele deel dient aangesproken te worden bij externe gebeurtenissen in sociaal verband.

Meestal gaan wij echter ineffectief en inefficiënt om met deze drie vermogens. Er ontstaan dan onvolledige oplossingen op problemen uit de buitenwereld. Dit emotioneel, fysiek of mentaal tekortschieten vullen we aan vanuit een ander centrum. Als het emotionele centrum niet goed of incompleet gebruikt wordt dan kan dat zich bijvoorbeeld uiten in piekeren, een schijnoplossing van het mentale centrum op onverwerkte emoties.

Het hebben van een hoge spierspanning van mensen kan weer veroorzaakt worden door een fysieke schijnoplossing op mentale zorgen of onverwerkte emoties. Het hebben van angst bij het niet helder zijn van structuur of onduidelijke regels is een voorbeeld van inzet van het emotionele centrum, terwijl er feitelijk een beroep wordt gedaan op het mentale centrum om structuur te geven. Een centrum kan dus gebruik worden waar het voor is bedoeld, en het kan worden ingezet als schijnoplossing bij het tekort schieten van een van de andere centra (compensatie). Het is dan een subdeel van dat tekort schietende centrum. Zo zijn er totaal negen subdelen te onderscheiden:

Mentaal Centrum

                Mentaal subdeel

                Fysiek subdeel (compensatie voor fysieke centrum)

                Emotioneel subdeel (compensatie voor  emotionele centrum)

Fysiek Centrum

                Mentaal subdeel (compensatie voor mentale centrum)

                Fysiek subdeel

                Emotioneel subdeel (compensatie voor emotionele centrum)

Emotioneel Centrum

                Mentaal subdeel (compensatie voor mentale centrum)

                Fysiek subdeel (compensatie voor fysieke centrum)

                Emotioneel subdeel

Tabel 16.6a: Negen subcentra

Ieder mens heeft onder normale omstandigheden een specifiek zwaartepunt in gebruik van de drie centra, en daarbinnen een specifieke omgang met compensatie bij niet goed of incompleet functioneren van de centra. Die specifieke omgang vormt samen met de kenmerken van het procesmodel en de bijbehorende impulsenergie het Enneatype.

Om dit helder te definiëren grijpen we terug op de Enneasteen. Er zijn in het wordingsproces van het Universum in totaal negen stappen besproken. Verder hebben we gezien dat er drie vormen van kennen zijn: mentaal, fysiek en emotioneel. Deze vormen van kennen horen bij een specifiek deel van ieder proces.

In onderstaande figuur 16.6 is te zien dat de processtappen 1) en 2) tot de mentale lijn behoren. We hebben eerder gezien dat deze punten worden “gedragen” door de planeten Saturnus en Venus. Het punt 6) is daar ver van verwijderd en heeft een zekere blindheid hiervoor. De 6) mag leren zelf creatief te denken. De punten 7) en 8) behoren tot de emotionele lijn, geregeerd door Mars en de Maan. Hierbij kent punt 3) weer een blindheid voor de tegenover liggende emotie. De 3) mag leren voelen. Tot slot heeft punt 9) een blindheid voor de fysieke lijn door punten 4) en 5), die geregeerd worden door Mercurius en Jupiter. De 9) mag aarden. Zo zijn een aantal sferen van energie te herkennen die gekoppeld zijn aan het gebruik van de centra.

In de figuur rechts zijn die sferen benoemd naar de muziektermen harmonie (vanuit het beginsel Kracht), melodie (vanuit het beginsel Scheppen) en ritme (vanuit het beginsel Binden). Er zijn steeds drie verschillende benaderingen om met de energie van één sfeer om te gaan. Deze komen voort uit de wet van drie: externe uitstraling (+), interne binding (-) en neutraal (=). We verkrijgen negen soorten energie, die negen Enneatypische gedragingen vormen.

Figuur 16.6a: De drie centra en de Enneasteen (JG)

Harmonie (Kracht)

Bij punt 9) begint het mentale proces en eindigt het emotionele proces. Maar de verbinding daartussen via het fysieke proces (“doen”) is buiten zicht. Er is daarom geen harmonie maar een zekere onmacht. De emotie die bij onmacht hoort is woede of haat. De punten 8), 9) en 1) worden hierdoor beïnvloed. Elk hebben zij een andere manier om hiermee om te gaan. De 9) neemt de verantwoordelijkheid op zich om zelf de harmonie te zíjn als die in werkelijkheid ontbreekt (=), waardoor er geen structuur en realisme in zit. De 9) heeft veelal geen contact met de eigen woede. De 1) probeert harmonie af te dwingen via mentale kracht en volgens de toetslijnen van een mentaal beeld, en negeert de bijbehorende emotie die ontstaat door het gebrek aan realisatie van het ideaal (-). Hierdoor bouwt langzaam maar zeker woede op. Totdat deze uitbarst. De 8) werkt vanuit een interne emotionele kracht en zet deze om in naar buiten gerichte macht (+). Als het hebben van de macht ontbreekt dan ontstaat woede.

Melodie (Scheppen)

Het zelfde principe gaat op voor de punten 2), 3) en 4). Deze punten hebben een beperkt zicht op de eigen emoties. Emoties voegen waarde toe. Daarom speelt gebrek aan eigenwaarde rond deze punten een grote rol. De punten worden beïnvloed door de scheppende energie. Dit scheppen is een vorm van afscheiden van een specifieke mogelijkheid. Daarom hoort daar ook een vorm van eenzaamheid bij. De muziekterm die bij de punten 2), 3) en 4) hoort is melodie, en de emotie verdriet. De 2) probeert eigenwaarde te zoeken door anderen in een bepaald stramien te krijgen dat positieve feedback oplevert. (-). De resultaat gerichte 3) koppelt continu denken aan doen (=), ervaart geen melodie (plezier) in het werk zélf en heeft weinig zicht op diepere emoties. De 4) verwerkt het gebrek aan melodie, wat resulteert in melancholie. Via het bevestigen van de uniciteit van zichzelf en het ontlokken van vaak negatieve emotionele reacties van anderen probeert de 4) de missende energie aan te vullen (+).

Ritme (Binden)

Tot slot geldt het principe ook voor de punten 5), 6) en 7). Er is minimaal zicht op mentale kracht. Dit levert onzekerheid op. De basisemotie van deze sfeer is daarom angst. De energie die deze punten beïnvloedt is Binden. Hier wordt resultaat opgeleverd. De bijbehorende muziekterm is Ritme. De 6) kijkt of de werkelijkheid overeenkomt met de bij hem/haar bekende regels, maar zonder mentaal echt contact met de achtergrond van die feiten te hebben (=). Als het volgens de regels is dan is het goed. Angst is dan afwezig. De 5) probeert angstvallig intern de logica te doorgronden van dat wat er is en gaat gebukt onder de regels (-). Echt met het hart beslissen of kiezen is lasting. De 7) probeert zoveel mogelijk uiting te geven aan dat wat mogelijk is (+), bang om iets te missen. De regels worden ontdoken.

Als we in figuur 16.6a naar de tekens in de rechter figuur kijken dan zien we op de mentale as bij 1) een min en bij 2) een plus. Die heffen elkaar op. De totale mentale as heeft dus een neutrale polariteit, wat bij het mentale systeem hoort met zijn neutrale logica. We zien een negatieve polariteit ontstaan bij de fysieke as (- en -), wat hoort bij binden en verstarren, en we zien een positieve polariteit bij de emotionele as (+ en +). Emotie is een resultante die naar buiten geuit wordt. We kunnen de Enneatypes op deze polariteiten indelen (zie tabel 16.6b). We hebben dan meteen de negen “energiesferen” die horen bij alle Enneatypes formeel omschreven. De lezer kan de logica hiervan eenvoudig vergelijken met de beschrijvingen van de Enneatypes in hoofdstuk 3 en met de andere tabellen in dit boek.

NrEnneatypeAs/beginselHoofdsfeerBenadering
1PerfectionistMentaalHarmonie (=)
2HelperMentaalMelodie (=)
3WinnaarScheppenMelodie (+)=
4RomanticusFysiekMelodie (+)+
5WijzeFysiekRitme (-)
6LoyalistBindenRitme (-)=
7CharmeurEmotioneelRitme (-)+
8BaasEmotioneelHarmonie (=)+
9BemiddelaarKrachtHarmonie (=)=

Wat we tot slot nog kunnen vermelden is de relatie die gelegd kan worden tussen de Enneatypes volgens de assen in de architectuur van de Enneasteen. Ze staan in de Enneasteen tegenover elkaar. De Perfectionist en de Wijze vormen een as van weten, de ene via externe kennis en de ander via interne kennis. De Baas en de Romanticus vormen een as van eigenheid. De Helper en de Charmeur vormen een as van gerichtheid op de wereld en geven en nemen. Ze symboliseren vrijheid en gevangenschap, en vullen elkaar dus aan. Dit is duidelijk te zien in onderstaande figuur 16.6b, waarbij warm en schep een paar vormen, koud en bind en droog en nat. Aardig hierin is dat in de bijbehorende kleuren steeds de drie primaire kleuren rood, geel en blauw terug komen: groen is blauw en geel samen, oranje is geel en rood samen en paars is blauw en rood samen!

Figuur 16.6b: De Enneatypes en de drie assen in de Enneasteen (JG)

16.7         Zeven niveau’s van “Zijn”

We kunnen ons een “ik” voorstellen met het vermogen tot werkelijk doen vanuit het hebben van een eigen wil, gedreven vanuit een eigen verlangen tot Zijn. We stellen uit het voorgaande vast dat we dat nu (nog) niet verworven hebben. We moeten wel nogmaals erop wijzen dat het niet verwerven hiervan kosmisch gezien niet verkeerd is.

# ‎16‑6 Er is niets mis met de Homo Mechanicus. Ze drukt op unieke wijze één van de mogelijkheden van het Universum uit en is daarmee functioneel.

De Homo Mechanicus wordt geboren, groeit op, ontwikkelt geraffineerde gedragspatronen, wordt verliefd, plant zich voort en sterft. Ze ondergaat oorlog en vrede, beleeft vreugde en lijdt pijn en ondervindt orde en chaos. Als de functie die wij in ons leven nu vervullen voldoende voor ons is dan gaat alles goed. Maar als er een leegte gevoeld wordt, een ontbreken van een vervulling, een roep om zingeving, dan ontstaat er een nieuwe situatie. Deze situatie is niet per se begerenswaardig, en niet goed of slecht. Ze vervult een specifieke functie. Het is een roeping. We zijn geen eigenaar van deze roep. De vervulling van het verlangen dat hieruit ontstaat is slechts met een grote inspanning of omwenteling te bereiken. Deze inspanning of omwenteling is het smalle pad. De Enneasteen geeft ons de sleutel tot het volgen van dit pad. Nu is het ook weer niet zo dramatisch dat er geen tussenweg bestaat tussen ons westerse normale leven en het volgen en volbrengen van de weg van Jezus Christus die Koning werd.

Volgens Gurdjieff zijn er zeven niveau’s van “recht doen aan de schepping” te onderscheiden. Deze zijn in figuur 16.7 weergegeven. Zijn benadering is sterk hiërarchisch ingestoken. Als we deze gelijkstellen met de zeven hemelen als ontwikkelstadia van de ziel dan zijn ze volledig in lijn met de Enneasteen. De logica volgt de wet van zeven. De op het hoogste niveau genoemde permanente “individualiteit” vraagt nadere beschouwing en bespreken we nog in de volgende sectie. Rechts zijn ter vergelijk de kenmerken van de Chakra’s genoemd. In het systeem van Gurdjieff zijn 8) en 7) wellicht verwisseld. De tabel toont een omgedraaide volgorde.

  Tabel 16.7: Zeven niveau’s van zijn van Gurdjieff (Chakra’s/OSI model, JG)

De normale westerse mens, Homo Mechanicus, is volgens Gurdjieff een mix van mens nr 1), 2) en 3). Als we dit in de Enneasteen plaatsen dan komen deze op 8), 7) en 5). Deze punten zijn met elkaar verbonden. Ook onze cultuur als totaal ontwikkelt zich langs deze logica. Volgens Gurdjieff vormt mens nr. 4) een tussenstadium. Het vormt een cruciale overgang van de onderste niveau’s naar de bovenste niveau’s, wat in Egyptische termen uit te drukken is als het wegen van het hart. Als we hier niet verder komen dan blijven we hangen in het patroon 8-7-5-8. Nu is het tussenstadium niet slechts het uitvoeren van liefdadigheid of het tonen van medeleven. Het betreft een niveau van ‘zijn’. Liefde en medeleven ‘zijn’ veroorzaakt dat we moeiteloos de kenmerken ervan kunnen uitdrukken en is niet verbonden met mechanische daden om iets anders te lijken dan dat wat we werkelijk zijn.

16.8         Verschillen en overeenstemming met de Vierde Weg

In de filosofie van de Enneasteen maken we voor het werken aan de ontwikkeling van de mens deels gebruik van kennis uit de Vierde Weg. Daarom moeten we eerst even ingaan op mogelijke verschillen tussen de Vierde Weg en de filosofie van de Enneasteen. In de Vierde Weg wordt gewerkt aan het samenspel van mentale vermogens, fysieke vermogens en emotionele vermogens. Dit wordt volgens sommige boeken over de Vierde Weg gedaan om energie vrij te maken voor het vormen van een eigen permanent “ik”. De filosofie van Gurdjieff gaat volgens sommige auteurs uit van de groei van een ziel uit een kiem door de werken van een mens. De mens beschikt in deze leer alleen over een potentiële ziel. Omdat we het hebben over produceren moeten we gebruik maken van het dalende ofwel scheppende octaaf. In de Vierde Weg wordt dit octaaf gevoed door impressies (een zeer fijne vorm van stof), en door het oplossen van negatieve emoties. Zo wordt op initiatief van de mens als het ware energie ontleend uit het Goddelijke ten bate van de vorming van een eigen individueel en permanent ik, schijnbaar naast God.

Deze zienswijze wordt niet door alle vertegenwoordigers van de Vierde Weg gehanteerd en wijkt af van de filosofie van de Enneasteen. Het verschil is of een mens bij de geboorte alleen een mogelijkheid tot vormen van een ziel heeft, of reeds een ziel heeft die een aantal stadia doorloopt om compleet tot uitdrukking te komen. Verschillende leerlingen van Gurdjieff hebben eigen zienswijzen achtergelaten die meer of minder afwijken van de ideëen van Gurdjieff. En wellicht heeft er ook een ontwikkeling plaatsgevonden in zijn leer. Nu kunnen we niet meer aan Gurdjieff vragen of hetgeen we net over de Vierde Weg beschreven hebben juist door mij opgevat is. Als dat wel zo is dan is een reële vraag wat de functie zou zijn van het scheppen van een eigen permanent “Ik” naast God. Dit is wellicht te verklaren als uiting van één van de mogelijkheden in het Absolute. Ik ga hier níet in mee.

De in dit boek opgebouwde filosofie gaat uit van de mogelijke versnelling van het doorlopen van stadia van de ziel door het leren luisteren naar de lessen die ons door het leven worden geboden. Er kan geen sprake zijn van een eigen permanent “ik” náást God. Bij de filosofie van de Enneasteen zijn individualiteit (in feite afgescheidenheid) en handelingsvrijheid eerder tegenovergesteld dan gelijkopgaand. Dit kunnen we praktisch ervaren via bijvoorbeeld het opmerken van leiding in ons handelen, synchroniciteit en een dieper gevoel van eenheid dat we kunnen ervaren bij meditatie of bij bijzondere gebeurtenissen.

# ‎16‑7 Hoe meer we in staat zijn volledige zelfexpressie te verwezenlijken hoe minder dit is toe te kennen aan een individueel ik.

Het individuele ik dat hier bedoeld wordt is verbonden met onze mechanieken en het ego. Ontwikkelen via de kennis van de Enneasteen betreft een pad dat start met onze individuele kleine wil en eindigt in de Wil van het Absolute. Dit kunnen we uitdrukken met het teken van Salomo. De driehoek met de punt naar boven verwijst naar onze afnemende individualiteit (kleine wil) bij groei volgens tabel 16.7. De driehoek met de punt naar beneden verwijst naar de tegelijk toenemende zelfexpressie van de grote Wil. ER IS transformeert naar IK BEN, en ‘ik ben’ transformeert naar ER IS.

Figuur 16.8: Principe van Individualiteit versus Grote Wil (JG)

# ‎16‑8 Werken aan jezelf betekent binnen de filosofie van de Enneasteen allereerst het meer en meer onder ogen krijgen van onze mechaniciteit en het versterken van het zicht op dat wat er is.  Het is het leren luisteren naar de lessen die er zijn.

Hiervoor is het nuttig om ons luisteren opmerkzamer te maken. Dit verloopt onder andere via het oplossen van (of minder geïdentificeerd zijn met) negatieve emoties, het kennen van onszelf en het bewust zijn van dat wat er is. We proberen los te komen uit de gekristalliseerde mechaniciteit van het dalende octaaf. We hebben het hier qua intentie over het verwijderen van de sluiers tussen ons en het Absolute. De fijne energie die volgens het systeem van sommige navolgers van Gurdjieff de verdienste is van allerlei oefeningen wordt binnen de Vierde Weg gebruikt voor het kristalliseren van een ziel. In het Enneasteen systeem gebruiken we de oefeningen om kristallisaties van het mechanische gedrag op te lossen en te zo te kunnen ervaren dat we één zijn met en in de Heilige Geest. Galaten 5:24 geeft:

“Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen.”

In beide systemen is de uitwerking van de oefeningen dus ten dienste gesteld van onze ontwikkeling. Qua toepassing van oefeningen is er dus geen sprake van een geheel afwijkend systeem, maar qua visie mogelijk wél. De intentie waarmee een oefening wordt uitgevoerd is belangrijk. Het is een groot verschil tussen het in staat willen zijn dat wat er is te eren via een oefening en het inzetten op het verwerven van iets. In de Bijbel wordt hier als voorbeeld Simon de Tovenaar aangehaald, die geld aanbod om het vermogen te krijgen te dopen met de Heilige Geest. Hij werd met blindheid geslagen. Er is meer dan voldoende aanleiding bij de opgebouwde filosofie van de Enneasteen te blijven.

Zoeklicht op de gelijkenis van de goudstukken In de voorgaande tekst zijn we gestuit op verschillende interpretaties rond de hoedanigheid van de ziel. Het is duidelijk dat de ziel zich kan ontwikkelen. Maar hebben we zoals sommige navolgers van de vierde weg suggereren bij onze geboorte alleen een kiem voor het maken van een eigen ziel? Of hebben we zoals in de filosofie van de Enneasteen reeds een ziel bij onze geboorte? Sommige teksten in de Bijbel lijken het antwoord te geven en tegelijk de verwarring te verklaren. Een goed voorbeeld is de gelijkenis die Jezus uitspreekt over tien goudstukken (Lucas 19:11-27). Het verhaal kent vele lagen van diepere betekenis. In dit verhaal geeft een edelman die onderweg gaat om koning te worden aan tien verschillende dienaren een goudstuk in beheer. Ze moeten er tijdens zijn afwezigheid zaken mee doen. Bij terugkomst beoordeelt de koning de winst. Eén dienaar heeft tien goudstukken verdiend. Hij krijgt het bestuur over tien steden. Een ander heeft vijf goudstukken verdiend, en wordt bestuurder van vijf steden. Eén dienaar heeft het goudstuk echter in een doek verstopt, bang als hij is voor het oordeel van de koning, en geeft het goudstuk zonder winst terug (Lucas 19:21,vertaling 1972): “Want voor zo’n streng man als u moest ik oppassen. U strijkt op wat u niet hebt uitgezet, en maait wat u niet hebt gezaaid. Je bent een slecht dienaar, je veroordeelt jezelf met je eigen woorden, antwoordde de koning hem. Als je zo goed wist, dat ik streng ben, dat ik opstrijk wat ik niet heb uitgezet, en dat ik maai wat ik niet heb gezaaid, waarom heb je mijn geld dan niet naar de bank gebracht? Dan had ik bij mijn terugkomst het er met rente af kunnen halen. En hij beval zijn adjudanten: Neem hem zijn goudstuk af, en geef het hem die er tien heeft.” In het licht van de Enneasteen is het goud iets dat behouden blijft. Het lichaam, dat uit de Aarde is voortgekomen, gaat uiteindelijk door het maaien verloren. Een in beheer gekregen goudstuk kan gezien worden als basis om meer mee te verdienen. Elk goudstuk dat verdiend wordt is een toename van de totale hoeveelheid goud van een andere wereld. Elk goudstuk vormt een entreegeld voor een stad in het koninkrijk. Het bedoelde koninkrijk is het Koninkrijk der Hemelen. Het gebruik van de termen zaaien en maaien in combinatie met het krijgen van een hoeveelheid goud dat kan uitgroeien lijkt oppervlakkig beschouwd te kunnen verwijzen naar het bij de geboorte krijgen van een kiem van een ziel dat kan uitgroeien. Maar de dienaar op Aarde bezit het goud niet. Het goud is onderdeel van de schat van de koning en een dienaar kan daar een toenemend deel van beheren. De koning kan iemand het goud afnemen en aan een andere dienaar geven. Maar dit gebeurt wel volgens een systeem dat gekoppeld is aan wat de dienaar ermee heeft gedaan. Er is sprake van een soort waardering van het handelen gekoppeld aan verantwoordelijkheid krijgen en nemen vertrouwend op de koning. Zonder dat vertrouwen heb je niets, kun je niet echt handelen en krijg je of heb je geen verantwoordelijkheid. Een goudstuk kan dan niet een kiem van een extra ziel betreffen, want er kan maar één ziel per dienaar ofwel toekomstig Koning zijn. Als in de Bijbel gesproken wordt over zaad dan wordt naar geloof verwezen. De mens is een akker waarin geloof kan ontkiemen met als vrucht een volgend stadium in de ontwikkeling van de ziel!
 

1.9         Werken aan onszelf volgens de Vierde Weg

Een belangrijke rol bij werken aan onszelf volgens de Vierde Weg (en de Enneasteen) spelen de “movements”. Dit zijn ritmische (staccato) bewegingen die over komen als Egyptische dansen en waarbij gebruik wordt gemaakt van muziek met specifieke kenmerken. De “movements” muziek is gecomponeerd door Gurdjieff en de componist de Hartmann. De movements zijn een complex samenspel van tellen, bewegen en voelen. Hierbij vervult vooral het waarnemen van onze interne staat tijdens de oefening een belangrijke rol. De movements maken gebruik van zogenaamde “objectieve” houdingen, dat wil zeggen lichaamshoudingen die betekenissen uitdrukken en zo emoties of fijnere energie oproepen.

Vele negatieve emoties zijn op te roepen via lichaamshoudingen, en kunnen zo los van werkelijke vervelende situaties boven komen en verwerkt worden. De tekeningen van de oude Egyptenaren geven een glimp van deze objectieve houdingen. Ze vormen een krachtig middel om negatieve emoties te transformeren en bestaande kristallisaties op te lossen. Een mooi voorbeeld vormt de objectieve houding van de Farao als hij op een stoel zit, met de armen langs het lichaam en de handen op de bovenbenen. Veel kerkbanken dwingen ons ook bijna in deze houding. Andere systemen maken gebruik van oproepen van deze emoties via het mentale centrum, maar het gevaar van “automatisch” verwerken ervan volgens ons “type” is dan zeer groot.

Naast het werken via de movements is er materiaal over het smalle pad te vinden in veel vroeg-Christelijke en voor-Christelijke geschriften, zoals in de vondsten bij Nagh Hammadi en de Berlijnse Codex. De Enneasteen is de sleutel tot een goed begrip van deze teksten. We bespreken dit in hoofdstuk 17. Hier beperken we ons tot het geven van enkele effectieve methodes, deels vanuit de traditie van de Vierde Weg, om meer zicht op onszelf als Homo Mechanicus te krijgen:

  • Lichaamsgewaarzijn
  • Negatieve emoties laten stromen
  • Mechanische reacties gewaarzijn
  • Impressies verzamelen
  • Onderzoeken waar onze aandacht is
  • Doen wat gevraagd wordt
  • Onze Enneatypische last dragen
  • Onze vijanden eren als leermeesters

We beschrijven ze kort in de volgende paragrafen. Uiteindelijk is het doel te ontdekken wat ons hart ons zegt. Tot dan kan het zinvol zijn onszelf te onderzoeken en steeds weer met verschillende oefeningen te variëren. Elke oefening dient goed aan te sluiten op de persoonlijke ontwikkeling van een specifiek persoon. Anders kan iemand jaren werken zonder “vooruit” te komen. Het is moeilijk mensen te vinden die kunnen zien wat iemands behoefte is. Bovenal is van belang dat werken aan onszelf en “vooruit komen” gezien moet worden in het licht van de nog te behandelen conclusies in hoofdstuk 18: we werken om te ontdekken dat wij helemaal niet kúnnen werken. We kunnen ons alleen open stellen voor iets groters dan ons kleine zelf en luisteren naar de lessen die ons worden gegeven.

Lichaamsgewaarzijn oefenen

We kunnen ons fysieke centrum gebruiken als uitvalsbasis om zicht te krijgen op onze emoties en ons denken. Ons gereedschap voor werken aan onszelf is onze bewuste aandacht. We kunnen ons allereerst op gezette tijden oefenen in het gewaar zijn van ons lichaam, en het ons bewust zijn van de spierspanningen en alles wat er omgaat in ons lichaam. Dit is te oefenen door regelmatig bewust ons lichaam met onze aandacht te scannen. Dit is een vorm van meditatie. Alleen verbinden we in deze methode onze aandacht niet met onze ademhaling of iets anders, we proberen juist onze aandacht actief te besturen als een zoeklicht op ons systeem en wakker te blijven. Wat voelen we in ons lichaam? Hoe voelt het van binnen in onze rechter schouder? En in de linker voet? Het is niet de bedoeling deze vragen mentaal te beantwoorden, maar het antwoord wordt vanzelf geleverd door met onze aandacht ons lichaam van binnenuit te onderzoeken. Het registreren zelf is het antwoord op de vraag. Wat is onze lichaamshouding? Voelen we de temperatuur en de structuur van onze kleding op onze huid? Merken we de spierspanning in ons gezicht? Doordat we onze aandacht in ons lichaam hebben worden we opmerkzamer voor gedachtes die voorbij komen en emoties die ontstaan. Ons lichaam legt niet snel een claim op ons gehele zijn, zoals emoties en ons denken dat plegen te doen. Omdat onze aandacht zich dan niet in één centrum bevindt raken we niet geïdentificeerd met een gedachte of een emotie, of met media en andere aandachtstrekkers. Zo krijgen we meer zicht op het totale systeem.

Negatieve emoties laten stromen

Als we onze aandacht op ons fysieke centrum richten op momenten dat we bang, boos of verdrietig zijn dan is het mogelijk om energie die in ons emotionele centrum is opgeslagen (oude pijn, woede of verdriet) te laten stromen en zo op te lossen. Dit lukt ons niet rechtstreeks met ons denken omdat ons denken te veel oordelen heeft over de emoties. Omdat ons lichaam een emotie puur registreert als een energie die er is, er mag zijn en bepaalde fysieke reacties veroorzaakt (zoals tranen, zweten, rillen) zonder daar een waarde-oordeel over te vellen is het blijven voelen van de energie van onze emotie via het houden van onze aandacht in het lichaam een effectieve manier voor transformeren van negatieve emoties.

# ‎0‑1. Als we geoefend zijn in lichaamsgewaarzijn en onze aandacht op ons lichaam kunnen richten dan is elke vervelende emotie een geschenk: het laten stromen van deze energie is de snelweg van transformatie van negatieve emotie! Het “rechtop blijven staan” en onze emoties toelaten terwijl we ze waarnemen is werkelijke kracht.

Mechanische reacties gewaar worden

Als we onze aandacht toenemend in ons lichaam hebben, wat zeker in het begin een inspanning vergt, dan kunnen we merken wat de invloed van gebeurtenissen in de buitenwereld op onze staat van zijn is. Wat gebeurt er in ons? Wat voelen of denken we waardoor? Wat doen we door welke oorzaak? We zijn hier niet op zoek naar een analyse achteraf, of naar een oordeel, in tegendeel. Ook het mechanische oordelen is erg belangrijk om als gedachtes die voorbij komen te beschouwen. We zoeken naar impressies van onze staat hier en nu. Wat zorgt ervoor dat we dit wel of niet kunnen vaststellen of vergeten te doen?

Impressies verzamelen

Als we staan af te wassen dan kunnen we wegzinken in allerlei bespiegelingen. Maar we kunnen ook onze aandacht in eigendom nemen en voelen wat de structuur is van het handvat van de afwasborstel en door de borstel heen voelen of het bord ruw of glad is. In dat geval is onze aandacht een middel geworden om terugkoppeling te geven op dat wat nu gebeurt, en van dat wat is. We richten ons zo ook meteen op het proces dat uitgevoerd wordt en niet op het resultaat. De bewuste impressies die we zo opdoen van onszelf en de buitenwereld verwonderen ons als een kind en vormen een subtiele voeding voor het Alchemische Vuur van onze innerlijke groei. Dit Vuur bespreken we nog in het volgende hoofdstuk. We komen zo dichter bij onze basisemoties en krijgen langzaam maar zeker meer zicht op onze beperkingen.

Deze voeding geeft ook directe praktische voordelen. We kunnen intens genieten van alles en kunnen zelfs ervaren dat alles bestaat uit een vorm van energie die we wellicht kunnen omschrijven met liefde. Deze ervaring komt voort uit het tot zijn recht laten komen van de functie van alles dat is en dat een is. William Tyndale, die in 1536 is opgehangen omdat hij de Bijbel vertaalde, heeft het als volgt geformuleerd:

“Als het ons verlangen is om God groot te maken, is water dragen, de vaat doen, schoenen maken en de prediking van het Woord één en het zelfde”

Onderzoeken waar onze aandacht is

We vergeten snel om onszelf waar te nemen. En dan vergeten we onszélf. Steeds is er weer een andere “ik” die achter het stuur zit. Steeds gaan de omstandigheden met onze aandacht aan de haal. We kunnen proberen specifieke gebeurtenissen te gebruiken om onszelf wakker te schudden en ons te herinneren dat we geïnteresseerd zijn in onze staat van zijn. Door bijvoorbeeld af te spreken dat we iedere keer als we door een deur lopen onze staat van zijn kort onderzoeken. Ik noemde al eerder het voorbeeld van afwassen. Ook iets niet meer doen wat we altijd wel deden (vasten), zoals suiker in onze thee doen, kan een moment vormen waarop we onszelf leren herinneren. Als een impuls is uitgewerkt, kunnen we een nieuwe nemen. Gaandeweg worden we ons zo bewuster van onze staat en krijgen we meer zicht op onze automatismen. Het op deze manier verzamelen van impulsen zorgt ervoor dat we onszelf beter gaan herinneren en langzaam maar zeker een vorm van zelfherinnering kunnen ontwikkelen. Het effect hiervan is dat er meer bewuste levendigheid ontstaat per tijdseenheid en voeding voor onze ontwikkeling. Met als uiteindelijke mogelijkheid het progressief doorlopen van verschillende stadia van ontwikkeling van onze ziel.

Doen wat gevraagd wordt

Het geopenbaarde Universum heeft een structuur. Alles gebeurt in samenhang. Hierin heeft alles zijn eigen klokslag en zijn eigen tijd. Als we open staan voor die samenhang dan kunnen we een rol vervullen in het recht doen aan de functie van alle dingen. We doen dan recht aan de Wil van het Universum, in het Onze Vader het “Uw Wil geschiede”. Dit staat tegenover het uitvoeren van onze kleine wil, op zoek naar goud van deze wereld.

Dit is heel praktisch. Als we in de keuken komen en er staat daar een afwas, dan kunnen we “voelen” of “weten” dat die afwas ons iets te zeggen heeft. De afwas zegt “was me af”. We kunnen hierop ingaan en we kunnen dit níet doen. En we kunnen dit “niet doen” bewust en onbewust doen. Als we dit onbewust doen dan blijft de subtiele roep bestaan, en beïnvloedt ons op een ongemerkte manier. En als we het bewust doen dan wordt er als het ware een schuld van “Things To Do” opgebouwd die ruimte van ons claimt. De roep van alle dingen die aandacht vragen maar genegeerd worden bij elkaar opgeteld vormt een ware kakafonie. Het is net zo met bekertjes naast een prullenbak, met de verjaardag van onze ouders, met de tuin en met het bladderende verfwerk van de garage.

In een groter verband is het “werken” aan het open staan voor de orde van het Universum het herkennen en vervolgens erkennen van de bedoeling van ons leven. Maar dit laatste kunnen we vaak niet horen omdat ze onder wordt gesneeuwd in de kakafonie van het dagelijkse onordelijke leven. We kunnen werken aan onze gevoeligheid voor de roep van het Universum dat ons ondersteunt in onze ontwikkeling en onze keuzes. Dit begint met de kleine dingen die genoemd werden, zoals het opmerken van het negeren van de afwas. En iedere keer als we gaan afwassen en daar een weerstand bij moeten overwinnen omdat we onze kleine wil loslaten ontvangen we ook een beloning, in de vorm van een opgeruimde keuken en, subtieler, in de vorm van voeding voor onze ontwikkeling. Het is wel belangrijk onderscheid te kunnen maken tussen een mentaal opgelegd “moeten” doen van de afwas en gehoor geven aan de roep van de afwas. Dit is geen pleidooi plichtmatig lijstjes af te werken. Het is doen wat gevraagd wordt door de dingen zelf.

Offeren

Werken aan onszelf is een inspanning. Een offer. Maar het gaat hier niet per see om gróte inspanningen of offers. Het gaat om het offeren als fenomeen, ten koste van ons mechanische gedrag. Dit levert ons zicht op onze mechanismes. Als we vasten via bijvoorbeeld het drinken van koffie zónder suiker, maar we beginnen dit lekker te vinden en merken de bitterheid niet meer op, dan kunnen we de volgende keer ook de melk achterwege laten. We kunnen oefeningen uitbreiden of een andere verzinnen. Het gaat niet om de overwinning. Goede werken zijn niet per see zinvoller voor onze ontwikkeling dan geen suiker in de koffie doen. Als we iemand helpen omdat we het leuk vinden dan is het geen offer. Als we iemand helpen terwijl we net even lekker koffie zitten te drinken dan gebeurt er wél iets. Dit kunnen we kortstondig opmerken als een soort nieuwe staat van zijn. Als we daar sterker in worden dan kunnen we ook steeds beter écht helpen. Vasten en offeren is overigens niet per see bedoeld om onszelf onze wil op te kunnen leggen en goede werken te doen. Meestal komt het slechte dan na een tijdje dubbel en dwars om de hoek kijken, met extra schuldgevoel. Het is vooral nuttig om juist de strijd met de uitdagingen en het proces van falen bewust en op het moment zelf te onderzoeken. Wie denken we zelf wel helemaal dat we zijn? Welke eigenschappen kennen we aan onszelf toe die we eigenlijk niet bezitten? Welke smoezen verzinnen we, en hoe ervaren we de krachten die ons van ons doel weg brengen? We hoeven hierin niet door te schieten. Als we af en toe hiermee spelen dan leren we al een hoop. Het leven is ook functioneel als het leuk en prettig is!

Bewust dragen van onze Enneatypische last

Eerder hebben we de belangrijke conclusie getrokken dat ons leven functioneel is. Dat geldt dus ook voor ons Enneatype, onze specifieke energie-mix en voor onze basis-emotie. Het heeft een functie dat de negen woede moet dragen, de zes angst en de drie verdriet. Het ook “ja” zeggen tegen déze functie is een acceptatie van onze last en taak in het leven. We omarmen zo ons volledige zelf, inclusief die delen van onszelf die we altijd uit de weg gaan. We verkiezen de werkelijkheid als een werkelijkheid die er toe doet. Het bewust zoeken van onze basis-emotie onder veilige omstandigheden en die vervolgens volledig voelen (zonder dat dat direct negatief is voor onze omgeving, bijvoorbeeld via afzondering of na dit afgesproken te hebben) werkt positief op onze ontwikkeling. Die emotie is er toch wel, dus dan kunnen we hem beter maar verwerken.

Een manier om onze basisemotie bewust op te zoeken en boven te laten komen is gebruik maken van specifieke gevoelige punten op ons lichaam. Vaak zijn dit die punten die onze aandacht vragen via een lichte steek of kriebel. Ze vragen niet voor niets onze aandacht! We kunnen hier enige tijd gericht op drukken. Vaak komt dan woede, angst of verdriet boven. Enige begeleiding en kennis is hier wel voor nodig (zie ook de Acupunctuuratlas van de gevoelens). De bereidheid om onze last te dragen voor het Universum (zodat via ER IS het IK Ben kan worden gerealiseerd) kan zelfs uitgebreid worden met het aanvaarden van een grotere last dan we nu al kennen. Voelt u verdriet? U kunt het aan, zeker na ermee gespeeld te hebben. U kunt nog meer aan, wees maar bereid. Voor het Absolute, voor het Universum, of voor God. We moeten natuurlijk niet doorslaan en proberen meer angst, verdriet of woede te veroorzaken in de werkelijkheid. Het gaat hier om een innerlijke totale aanvaarding van onze meestal verborgen emoties.

Het bijzondere is dat zo het verdriet van komende teleurstellingen, de woede om komende gebeurtenissen, of de angst voor nieuwe gevaren ook al verwerkt is. De hypotheek op de toekomst en de gekristalliseerde emoties die na de dood in ons vagevuur moeten worden verwerkt worden stukje bij beetje ingelost. Extra voordeel: als we het putdeksel waarachter onze basis-emoties schuilen leren kennen en niet bang zijn voor de inhoud die eruit komt dan kunnen we eigenaar worden van de put.  De “demonen” die erin zitten verliezen hun kracht!

Onze vijanden eren als leermeesters

Een van de krachtigste methodes om meer zicht op ons eigen gedrag als Homo Mechanicus te krijgen is het observeren van onze reacties tegenover vermeende vijanden. Juist onze vijanden, of beter mensen waar we “niet goed mee door één deur kunnen” leveren een gouden kans om meer inzicht in onszelf te krijgen. Waarom ergert hun gedrag ons? Welke opmerkingen of gedragingen zorgen ervoor dat we de ander uitsluiten, uit de weg gaan, negeren, in een kwaad daglicht stellen tegenover anderen of zelfs willen aanvallen? Juist onze vijanden vormen veelal een spiegel van de kant van onszelf die we meestal over het hoofd zien. Of werpen nieuw licht op oordelen die we over onszelf en anderen vellen. Daarom worden we opgeroepen onze vijanden lief te hebben en als we geslagen worden onze andere wang te geven. Koester daarom elke vijand als een kans om te groeiën in zelf-inzicht. Het Universum is geduldig, en blijft vijanden leveren totdat we de les leren. Hieraan refereert Mattheüs 5:29:

“Ik zeg u, dat gij de boze niet wederstaat; maar zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe.”

Zoeklicht op Vrouw Holle en het gouden meisje Via het bekende sprookje van Vrouw Holle, dat verband houdt met de godenwereld van de Germanen, is een prachtige les overgeleverd dat alles te maken heeft met werken aan onszelf. Varianten zijn bekend in geheel Europa en Azië. Het sprookje lijkt in het begin een beetje op het verhaal van Assepoester. Liesje moet van haar moeder al het werk doen, maar krijgt geen waardering van haar moeder. Haar zus is de lieveling en hoeft niets te doen. Tijdens het werken met een spoel garen prikt ze zich en komt er bloed op de spoel. Als ze probeert deze uit te wassen in de put valt de spoel tot overmaat van ramp in de put. Omdat ze zich verantwoordelijk voelt voor de spoel springt ze de spoel achterna, zonder zicht op het er weer uit kunnen klimmen. Zo belandt ze in een andere wereld. Daar roepen broodjes in een oven naar haar met de mededeling dat ze klaar zijn en eruit moeten worden gehaald. Liesje doet dat. Dan komt ze langs een appelboom en de appels roepen dat ze geplukt moeten worden omdat ze rijp zijn. Liesje plukt vlijtig alle appels. Dan komt ze bij het huisje van Vrouw Holle. Ze mag daar blijven maar moet dan wel werk verzetten. Een van de taken van haar is het opschudden van de veren kussens. Als ze dat goed doet dan zal het sneeuwen op Aarde. Na een tijd constateert Vrouw Holle dat Liesje goed werk heeft verricht en mag ze terug naar de Aarde. Ze komt daar via een poortje. Als ze door het poortje loopt kraait er een haan die meldt dat ze nu een gouden meisje is, en ze ontvangt een prachtige gouden glanslaag. De door dit goud jaloers geworden zus springt ook in de put, en komt langs de broodjes. Ze heeft geen tijd om de broodjes te helpen en laat ze verbranden. Ook de appels laat ze in de boom rot worden en ze haast zich naar het huis van Vrouw Holle. Het zware werk laat ze links liggen, ijdel als ze is, en als ze na een tijd door het poortje mag, terug naar de Aarde, kraait de haan dat ze een zwarte jonkvrouw is geworden. Er wordt een gitzwarte laag pek over haar heen gegoten.  

Foto 16.9.5: Vrouw Holle, Efteling

Valkuilen bij het werk

Elke oefening heeft valkuilen. We kunnen een oefening bijvoorbeeld mechaniseren. We zijn er goed in en tonen dat, of zien het als ontspanning zonder inspanning. U voelt zichzelf wellicht best bijzonder door het doen van de oefening. Er is dan geen bewust waarnemen meer, en de oefening is uitgewekt. Als we dit opmerken en vervolgens als studie-object nemen dan werkt de oefening weer of beter. Het onderzoeksterrein verbreedt zich dan. Een oefening kan soms te dicht bij ons mechaniek liggen om hem goed te doen. Laten we als voorbeeld het “doen wat gevraagd wordt” nemen. We kunnen vanuit een oordeel over een rommelige tuin vinden dat er opgeruimd moet worden. Maar wat we zoeken is niet het mechanisch reageren op een mentaal ordeel maar het reageren op de subtiele roep van de tuin zélf. Als we in onszelf opmerken dat we toch mechanisch omgaan met de tuin dan worden we uitgenodigd dit aspect te bekijken in onszelf. Als ons mechaniek ons dwingt om een oefening af te maken omdat we veel belang hechten aan dit “afmaken” dan kan het goed werken om zomaar te stoppen, eventueel geholpen door een signaal van buitenaf waarvan we niet weten wanneer dat komt. Een andere valkuil: we veranderen de oefening naar eigen inzicht of zelfs achteraf om maar geoefend te hebben. Dit bij onszelf opmerken is waardevol.

De grootste valkuil van werken aan onszelf is onszelf veroordelen omdat we achteraf merken dat we gedurende een bepaalde tijd volledig geïdentificeerd waren met de omstandigheden, “volledig sliepen”, en ons ego ons gedrag volledig regeerde. De mens is nu eenmaal doorgaans een machine. Er is voor iedereen die probeert aan zichzelf te werken, en in het bijzonder voor Enneatype 3, nog een specifieke werk-waarschuwing. Goede werken zelf  zorgen er niet voor dat we wel even op eigen kracht volledig wakker kunnen worden in een nieuwe staat van zijn. Zelfs niet na jaren oefening. Ze kunnen zelfs een draaideur veroorzaken omdat het ego dan denkt dat persoonlijke groei op het conto van het eigen zelf geschreven kan worden. Met opbouw van een nieuw “spiritueel ego”, net zo mechanisch maar nog veel hardnekkiger dan ons oude ego als gevolg. Er is in de amerikaanse politiek een bekende uitspraak die zegt: It’s not War or Foreign Affairs. It’s the economy, stupid! Ik maak er hier van (gechargeerd): It’s not work or ritual. It’s God, stupid! Meister Eckehart citeert in zijn werk ‘Anweisung zum Schauenden Leben’ Sint Bernardinus:

“’De sluwste bekoring waarin iemand verstrikt kan raken is: zich te veel om uiterlijke werken te bekommeren. Want het geringste innerlijke werk is van hoger en edeler gehalte dan het machtigse uiterlijk werk.’ En toch: ook van het innerlijk werk moet de ziel afzien, wil God naakt en rein in haar aanwezig zijn. Het allerbeste dat zij vermag te doen, bestaat in het open te stellen voor de vereeniging met de in haar aanwezige God en die met onaflatende ijver af te wachten.”

De pijn die we voelen als we door onze goede werken beseffen dat we nog altijd gebukt gaan onder de mechanische wetten is het werkelijke lijden van de mens. Dit “niet in staat zijn” durven zien, en vervolgens aanvaarden omdat het functioneel is in een groter geheel, is het enige wat we kunnen doen. Overgave aan dit lijden verlost ons juist van het lijden en brengt ons dichter bij ons doel: alles dat tot zijn recht moet komen tot zijn recht laten komen omdat dat functioneel is.

Naar hoofdstuk 17 Analyse van de weg terug